Ik wist toen niets over Isherwood en had zelfs de losjes op zijn verhalen geïnspireerde film 'Cabaret' gemist. Ik had het boek op het station in Utrecht cadeau gekregen van een vriend en las, toen ik bij Oldenzaal de grens over ging, hoe Isherwoods alter ego bij Oldenzaal de grens passeerde op weg naar een grote, gevaarlijke stad en romantische avonturen.
Ik ging naar Berlijn om historisch onderzoek te doen in een Oost-Duits archief. Ik woonde ook een half jaar in het communistische deel van de stad, dat toen nog veel meer dan de westkant leek op Isherwoods Berlijn uit de jaren dertig. Reizend in de rammelende S-Bahn en wandelend door vervallen wijken als Prenzlauer Berg, kostte het maar weinig moeite om me de moderne equivalenten van Isherwoods hospita juffrouw Schroeder voor te stellen, of de charmante oplichter meneer Norris, en de mislukte femme fatale Sally Bowles. Doordat Isherwood me zo onnadrukkelijk, zonder dat ik zelf merkte, had meegesleept in zijn groteske wereld, leek het mij heel natuurlijk dat ik soortgelijke figuren zou ontmoeten. En er over zou kunnen schrijven. Dat was wel de belangrijkste openbaring: dat je met humor en empathie kunt schrijven over onbelangrijke mensen, een vreemdeling die je in de trein tegenkomt (meneer Norris), je huisbaas (juffrouw Schroeder), een toevallige kennis (Sally.) In de grote geschiedenis (destijds mijn vak) spelen ze geen rol, maar als je goed over ze schrijft, zoals Isherwood, leven ze veel langer dan het gemiddelde proefschrift.
Ik sta diep bij Isherwood in het krijt. Mijn allereerste korte verhaal 'Het huis bij de Kollwitzplatz' (Maatstaf, 1982) en mijn eerste roman 'Käte Jahn' (1991) zijn direct op zijn werk geïnspireerd en spelen zich af in de démi-monde van het communisme. Als ik iets over Isherwoods leven had geweten, bij voorbeeld de toen al verschenen autobiografie 'Christopher and his kind' had gelezen, was het vermoedelijk allemaal heel anders gelopen.
Ik geloofde Isherwood letterlijk toen hij schreef: 'I am a camera with its shutter open, quite passive.' Ik werd spontaan verliefd op het idee van de vreemdeling, de afstandelijke waarnemer die alleen maar betrokken raakt, tegen zijn zin, als het noodlot toeslaat. Isherwood werd spontaan verliefd op jongens. In de autobiografie schrijft hij: 'Berlin meant boys.' Hij leidde een zeer actief sex- en liefdesleven, soms samen met zijn vriend de dichter Wystan Auden, maar kon daar in de jaren dertig niet eerlijk, of misschien moet ik zeggen, niet letterlijk over schrijven. Dus hij verzon een heel merkwaardig alter ego, een bijna abstracte, aseksuele figuur, zo passief dat hij eigenlijk alleen maar bestaat uit de geestige dingen die hij in conversatie zegt. In 'On Ruegen Island', over een strandvakantie met zijn zeer jonge vriendje Otto, splitst hij zich zelfs in tweeën, waardoor het verhaal voor mij volstrekt onbegrijpelijk werd.
Heb ik 'The Berlin Stories' destijds verkeerd begrepen? Zonder enige twijfel. Het lijkt mij een perfect voorbeeld van 'misreading', een term die de Amerikaanse criticus Harold Bloom gebruikt om het mechaniek van een literaire traditie te analyseren. Alle schrijvers beginnen met het imiteren van voorgangers, maar ze lezen die voorgangers zonder dat ze het zelf beseffen op een persoonlijke, 'verkeerde' manier. Alleen door 'misreading' kunnen ze, als ze goed zijn, de invloed van die voorgangers ontstijgen.
Dit lijkt een pleidooi tegen het lezen (en schrijven) van biografieën, maar zo is het niet bedoeld. Dat ik destijds, op een belangrijk moment in mijn leven, onschuldig met Isherwood in de trein zat, was een stom en gelukkig toeval. Sindsdien heb ik alles wat los en vast zit van en over Isherwood gelezen en er veel van opgestoken. Met name instructief is zijn levenslange worsteling met 'ik'. Het is een cliché dat alle literatuur autobiografisch is, maar voor Isherwood is het driedubbel waar. Hij schreef zijn eerste autobiografie al toen hij pas vierendertig was (Lions and shadows, 1938), en gebruikte hetzelfde materiaal in de openhartiger roman 'Down there on a visit' (1962). Zijn andere romans (Prater Violet, 1945, en A Single Man, 1964) zijn ook nauw verholen hoofdstukken uit zijn eigen leven. Hij hield bijna zestig jaar lang een zeer gedetailleerd dagboek bij, en deed op het eind de autobiografie nog een keer op grote schaal over (Christopher and his kind, 1977). In een bijna wanhopige poging om al die verschillende versies van zijn leven uit elkaar te houden, schreef in het laatste boek over zichzelf in de derde persoon. Het al eerder genoemde citaat is voluit: 'For Christopher, Berlin meant boys'.
Ik schrijf nu al jaren uitsluitend fictie en weet dat je onherroepelijk in de knoop komt als je verteller geen fictief karakter is. Hierin ligt volgens mij de verklaring waarom 'The Berlin Stories' Isherwoods beste en meest gelezen boek is. Door de restricties van de tijd kon hij niet over zijn eigen ervaring schrijven en moest een verteller verzinnen. Deze figuur, de geheimzinnige, passieve waarnemer die niets over zichzelf loslaat, maar aan wiens hand je niettemin gretig meegaat naar de zelfkant van Berlijn, is Isherwoods meest originele en intrigerende creatie.
Wilt u mij uitnodigen voor een lezing of optreden? Neem contact op met mijn literair agent Dorine Holman. Zij kan u nader informeren over de mogelijkheden.