In Washington ging ik elke drieduizend mijl met mijn auto naar de Ford garage in Rockville, een grote, kleurloze voorstad. De servicebeurt (olie verversen, nieuwe filters, wielen verwisselen indien nodig) duurde ongeveer een uur. Er was een wachtkamer met een koffieautomaat, een televisie en oude jaargangen van National Geographic Magazine, maar ik ging altijd naar buiten en liep langs de showroom met nieuwe Mustangs en Thunderbirds en de parkeerplaats met occasions, langs een elektronica discount en een meubelpaleis. Mijn bestemming was het kerkhof van St. Mary’s Catholic Church. Daar ligt, ingeklemd tussen de zes rijbanen van Rockville Pike, de vier rijbanen van Veers Mill Road en het dubbelspoor van de metro, F. Scott Fitzgerald begraven.
Fitzgerald woonde in Hollywood toen hij in 1940 overleed, maar zijn vrouw Zelda werd verpleegd in een psychiatrisch ziekenhuis bij Rockville, hun dochter Scottie was er op kostschool en hij had ook nog andere familie in Maryland. Zelf had hij geen thuishaven. Hij was er financieel slecht aan toe. Zijn boeken werden niet meer verkocht. Hij leefde van het herschrijven van filmscenario’s en woonde met een vriendin in een huurflat. Zo kwam hij uiteindelijk in Rockville terecht.
St. Mary’s was geen levendig kerkhof. De meeste graven zijn stokoud en ik kwam er nooit iemand tegen. Toch was ik niet de enige die af en toe langskwam. Op Fitzgeralds graf lag bijna altijd een verwelkt en verregend bosje bloemen. Op de grafsteen staat:
And so we beat on, boats against the current, borne back ceaselessly into the past.
Het is de laatste zin van Fitzgerarlds roman ‘The Great Gatsby’, die in 1925 verscheen. Het heeft met het verhaal niets te maken. Jay Gatsby probeert zijn jeugdliefde Daisy terug te winnen en zou niets liever doen dan teruggaan naar het verleden, maar in plaats daarvan wordt hij doodgeschoten als gevolg van een raar misverstand, waarover later meer.
Het idee dat de tijd niet van het verleden naar de toekomst stroomt, maar de andere kant op, had Fitzgerarld van de Franse filosoof Henri Bergson, die in de jaren twintig in de mode was en de Nobelprijs voor de literatuur kreeg. Fitzgerald had de bombastische slotzin kunnen weglaten zonder schade te doen aan zijn boek, maar dat Bergsons theorie hem fascineerde is goed te begrijpen. Hij schreef romans. Het ging hem om het verband tussen de drijfveren en het lot van zijn personages. Het zou kunnen zijn dat de mensheid als geheel op weg is van een oertijd naar een soort toekomst. De ervaring van ieder afzonderlijk mens is heel anders: naarmate je ouder wordt is er steeds minder toekomst en meer verleden. Je spoelt langzaam maar zeker terug, om Bergsons beeldspraak aan te houden.
Jay Gatsby spoelt ook letterlijk terug. Hij wordt doodgeschoten in zijn zwembad. Gatsby is nouveau riche en zijn plan om met zijn grote landhuis en buitensporige feesten indruk te maken op Daisy is tot mislukken gedoemd. Om Gatsby zijn bekomst te geven, moet Fitzgerald een ingewikkeld kunstgreep uithalen.
Gatsby houdt nog steeds van Daisy. Daisy is intussen al jaren getrouwd met de steenrijke Tom. Tom heeft een verhouding met Myrtle, de vrouw van garagehouder Wilson, die elke drieduizend mijl Toms olie ververst. Ze wonen op Long Island. Gatsby heeft zijn landhuis speciaal gekocht om bij Daisy in de buurt te kunnen zijn. Op een middag maken Gatsby, Tom, Daisy en twee vrienden, Jordan en Nick (de verteller van de roman) een uitstapje naar New York. Ze gaan met twee auto’s, de gele van Gatsby en de blauwe van Tom. Tom zegt in een opwelling tegen Gatsby: ik rij jouw auto wel. Gatsby zegt: ik geloof niet dat ik genoeg benzine heb. Geeft niet, zegt Tom, en hij tankt onderweg bij de garage van Wilson. Myrtle ziet de auto (de gele!) vanuit een bovenraam. In New York wordt veel gedronken en ruzie gemaakt. Daisy zegt dat ze niet meer van Tom houdt en rijdt met Gatsby terug naar Long Island, in Gatsby’s gele auto. Intussen vermoedt garagehouder Wilson dat zijn vrouw Myrtle hem ontrouw is, maar hij weet niet met wie. Ze maken ruzie en Myrtle vlucht naar buiten. Het is nu avond. De gele auto van Gatsby komt voorbij. Myrtle denkt dat het Tom is en rent de straat op. De bestuurder van de gele auto herkent haar niet. Hij probeert haar te ontwijken, maar dat lukt niet doordat er een tegenligger aankomt. De gele auto knalt tegen Myrtle op en rijdt met volle vaart door.
Myrtle is op slag dood. Nick vraagt later boos aan Gatsby waarom hij is doorgereden. Gatsby zegt dat Daisy achter het stuur zat. Hij wil haar nu beschermen. Tom vertelt garagehouder Wilson dat Gatsby de eigenaar van de gele auto is. Wilson schiet eerst Gatsby dood, en daarna zichzelf. Daisy komt niet naar de begrafenis. Ze heeft het weer goedgemaakt met Tom.
Gatsby moet dood omdat Fitzgerald een tragische kijk op het leven heeft. Zijn literaire voorbeeld was Joseph Conrad. De echte boosdoeners (Daisy die Myrtle doodrijdt en Tom die Wilson op het spoor van Gatsby zet) gaan vrijuit. Gatsby betaalt duur, niet voor een misdaad, maar voor zijn illusies.
De kunstgreep zit hem in het gedoe met de twee auto’s en vooral in Gatsby’s bijna lege benzinetank. Het springt in het oog doordat alledaagse dingen zoals benzine tanken nergens anders in de roman een rol spelen of zelfs maar genoemd worden. Je voelt Fitzgerald denken: ik heb een prachtig, geheimzinnig personage, een jonge man die zonder geld, opleiding of connecties begon en met titanische inspanning van zichzelf iets anders wil maken, iets groots, uit liefde, en daar bijna in slaagt. Hoe draai ik daar een punt aan? Hij moet dood, maar hoe? Zelfmoord is geen optie. Gatsby is juist gedefinieerd door ongebreidelde hoop, hoe dwaas ook. Een gewoon ongeluk heeft geen betekenis. De dood moet verband houden met de andere personages en het thema van liefde en bedrog. Tom is te blasé en Daisy te verwend en oppervlakkig voor een passiemoord. Nick en Jordan zijn buitenstaanders. Alleen de garagehouder Wilson komt in aanmerking. Hoe knoop ik dat aan elkaar? Bij de benzinepomp!
Dit is echt een kunststuk. Hoewel je, als je langzaam leest, duidelijk kunt zien dat je gemanipuleerd wordt, heb je toch het gevoel van onvermijdelijkheid waarmee je na het lezen van een echte tragedie zo hulpeloos blijft zitten.
Fitzgerald was vierenveertig toen hij overleed. Hoewel hij nooit in levenden lijve in Rockville heeft gewoond, is hij toch een soort ereburger. De enige culturele instelling in de voorstad, een bioscoop, is naar hem genoemd.
Wilt u mij uitnodigen voor een lezing of optreden? Neem contact op met mijn literair agent Dorine Holman. Zij kan u nader informeren over de mogelijkheden.